Skip to main content

Schrijf je in voor de PBB nieuwsbrief

* indicates required

Wij sturen je alleen een email om te beantwoorden of een Nieuwsbrief te versturen.

Je kunt je op elk moment afmelden door te klikken op de link in de voettekst van onze e-mails. Voor informatie over ons privacybeleid, bezoek onze website.

We use Mailchimp as our marketing platform. By clicking below to subscribe, you acknowledge that your information will be transferred to Mailchimp for processing. Learn more about Mailchimp's privacy practices here.

Vruchteloos en vruchtbaar leiden

Tijdens de jaren dat ik op het zendingsveld ben, heb ik nog nooit mensen ontmoet die – zelfs als ze de Heer met een oprecht hart dienen – geen teleurstellingen en verdriet hebben meegemaakt. Mijzelf inbegrepen. Hoe hard je er ook  je best voor doet om ze te ontlopen, het lukt je niet. Maar dat is geen rede voor zelfbeklag, noch om je blijdschap in de Heer te verliezen. Want onze zalving met vreugdeolie is geen resultaat van een probleemloos leven (dat is veel te eentonig; daar val je geestelijk bij in slaap). Vreugde is een vrucht van rechtvaardigheid, van hen die geen onrecht plegen: “Gerechtigheid hebt Gij liefgehad en ongerechtigheid hebt Gij gehaat; daarom heeft U, o God, uw God met vreugdeolie gezalfd boven uw deelgenoten” (Hebr. 1:9). 

Bovendien heeft Gods Woord ons profetisch gewaarschuwd dat we onderdrukt zullen worden. Zodat we er niet onverwachts door overrompeld worden. Waarom zouden we treuren over dingen die we van tevoren zagen aankomen? En waar we ons jarenlang op hebben kunnen voorbereiden.

Wel lopen we gevaar, als we ons alleen druk gaan maken over onze persoonlijke teleurstellingen. En de Heer alleen aanroepen en voorbede vragen, als we zelf in nood zitten. Enerzijds is daar niets op tegen, want we kunnen met al ons leed naar de Heer toe gaan: “Doe mijn tranen in uw kruik; zijn zij niet in uw boek” (Psalm. 56:9b)? God zal ons niet in de steek laten omdat we het moeilijk hebben. Maar zolang we alleen met ons eigen verdriet bezig zijn, missen we het doel waarvoor God ons tot Zijn volk gemaakt heeft. Al zou Hij al onze persoonlijke problemen oplossen, wil dat nog niet zeggen dat dit enig nut heeft voor de uitbreiding van Zijn Koninkrijk. Waarom zouden we van ons grote doel afwijken met nutteloos zelfbeklag, en met tranen die noch baten noch redden: “Gij zult niet afwijken achter de ijdelheden, die baten noch redden kunnen; slechts ijdelheid zijn zij. Want de HERE zal zijn volk niet verstoten, om der wille van zijn grote naam. De HERE heeft immers verkozen u tot zijn volk te maken” (1 Sam. 12:21-22). Jezus dienen is geen poging om lijden te vermijden: ”Integendeel, verblijdt u naarmate gij deel hebt aan het lijden van Christus, opdat gij u ook met vreugde zult mogen verblijden bij de openbaring zijner heerlijkheid.  Indien gij door de naam van Christus smaad lijdt, zijt gij zalig, daar de Geest der heerlijkheid en de Geest Gods op u rust” (1 Petr. 4:13-14). 

Waarom zou God Zijn Koninkrijk toevertrouwen aan mensen die zich alleen maar druk maken over hun persoonlijke noden? De discipelen werden beloond omdat zij, in plaats van te focussen op hun eigen moeilijkheden, bij Jezus gebleven waren in ‘Zijn’ verzoekingen:  “Gij zijt het, die steeds bij Mij gebleven zijt in mijn verzoekingen. En Ik beschik u het Koninkrijk, gelijk mijn Vader het Mij beschikt heeft, opdat gij aan mijn tafel eet en drinkt in mijn Koninkrijk. En gij zult zitten op tronen om de twaalf stammen Israëls te richten” (Luk. 22:28-30). Eerlijk gezegd, moeten we Jezus groot gelijk geven. Waarom zou Hij Zijn Koninkrijk toevertrouwen aan mensen die alleen maar geestelijk proberen te doen om er zelf beter op te worden?

Er zijn maar twee mogelijkheden: Of we zijn steeds met onszelf bezig, of we delen in het lijden van Christus. Dat komt sterk naar voren in de brieven van Paulus aan Timoteüs, die samen met zijn brief aan Titus de ‘Pastorale Brieven’ genoemd worden. Toen Paulus hoorde over de tranen van Timoteüs, kreeg hij onmiddellijk het verlangen om hem op te zoeken. Paradoxaal, niet om Timoteüs op te beuren maar om er zelf blij van te worden: “Immers, als ik denk aan uw tranen, verlang ik u te zien om met blijdschap vervuld te worden” (2 Tim. 1:4). De tranen van Timoteüs waren niet ongegrond. Hij werd veracht vanwege zijn jeugdige leeftijd (1 Tim. 1:12); de orthodoxe joden, met hun eindeloze geslachtsregisters, beschouwden hem als inferieur  omdat hij een Griekse vader had (1 Tim. 1:4; Hand. 16:1); hij had een slechte gezondheid (1 Tim. 5:23); en had bovendien al een keer in de gevangenis gezeten (Hebr. 13:23). Geen kleinigheid! Toch drong Paulus er op aan, om samen met hem te lijden voor het evangelie: “Schaam u dus niet voor het getuigenis van onze Here of voor mij, zijn gevangene, maar wees mede bereid voor het evangelie te lijden in de kracht van God”(2 Tim. 1:8). Je moet niet jammeren over jezelf, maar: “Lijd met de anderen als een goed soldaat van Christus Jezus” (2 Tim. 2:3).

Voor velen is dit een absurd pastoraal beleid. Gemeenteleden coachen en op de schouders dragen wordt vaak beschouwd als een goede herderlijke begeleiding. Maar de Goede Herder van Psalm 23 doet Zijn schapen niet alleen neerliggen in grazige weiden, maar leidt ze door een dal van diepe duisternis naar het huis van de Vader. Hij richt een dis aan en zalft ons met Zijn Geest, te midden van vijanden die ons benauwen. En Jezus droeg alleen de verlorenen op Zijn schouders, en liet Zijn 99 schapen achter in de wildernis, tussen roof gierige wolven, slangen en schorpioenen. Daar moeten ze tegen kunnen.

Paulus heeft geen enkel troostwoord aan Timoteüs geschreven, in de zin van een overwinnend leven zonder strijd. Dat is mensen voor de gek houden met een fake evangelie: “Trouwens, allen, die in Christus Jezus godvruchtig willen leven, zullen vervolgd worden” (2 Tim. 3:12). We zijn vooruit gewaarschuwd!  Verder schrijft Paulus aan Timoteüs: “Lijd met de anderen als een goed soldaat van Christus Jezus. Tijdens de veldtocht wordt geen soldaat gemoeid in de zorg voor zijn onderhoud; hij heeft slechts hem te voldoen, door wie hij aangeworven is. En is iemand een kampvechter, dan ontvangt hij de krans alleen, als hij volgens de regels van de kamp heeft gestreden”( 2 Tim. 2:3-5). Het gaat niet om overwinningen in ons privé oorlogje, maar dat we bij Jezus zijn gebleven in ‘Zijn’ verzoekingen. Dat is geen onderschatting van het verdriet dat velen lijden. Maar als we Jezus prediken, als het Lam dat onze zonden droeg, moeten we niet nalaten te verkondigen dat Hij dat ook onze smarten gedragen heeft (Jes. 53:4). Er is altijd troost in de gemeenschap met God: “Geloofd zij de God en Vader van onze Here Jezus Christus, de Vader der barmhartigheden en de God aller vertroosting, die ons troost in al onze druk, zodat wij hen, die in allerlei druk zijn, troosten kunnen met de troost, waarmede wijzelf door God vertroost worden. Want gelijk het lijden van Christus overvloedig over ons komt, zo valt ons door Christus ook overvloedig vertroosting ten deel” (Kor. 1:3-5).

God is geen therapeut, maar Schepper. Hoe intensiever pastorale teams zich bezighouden met langdurige behandelingen van gemeenteleden, hoe minder tijd er overblijft voor zending en evangelisatie. In dezelfde verhouding waarmee christenen de aandacht naar zich toetrekken, vermindert de capaciteit om de verlorenen te bereiken met het evangelie. En dat is juist de meest nadrukkelijke opdracht die Jezus aan Zijn gemeente heeft gegeven (Mat. 28:19; Mar. 16:15; Luc. 24:47). Als mensen niet geleerd hebben om hun kruis op te nemen en om zichzelf te verloochenen, voelen ze zich vrijgesteld om het ‘licht der wereld’ te zijn. Dat kan men niet van ze vergen; daar hebben ze het te moeilijk voor. Jammer! Want waar gejuich is, zijn er altijd tranen aan vooraf gegaan: “Wie met tranen zaaien, zullen met gejuich maaien. Hij gaat al wenende voort, die de zaadbuidel draagt; voorzeker zal hij komen met gejuich, dragende zijn schoven” (Psalm. 126:5-6).

Gehoorzaamheid aan je roeping is op zichzelf een bron van vrede en blijdschap. Maar het levert geen gejuich op zonder dat er tranen aan vooraf gaan. Onze prediking is geen poging om goed bij de mensen over te komen, of om bewonderd te worden. We kunnen geen mensen redden door ons als onaantastbaren te gedragen, noch met pret en goede werken. Daarom vertelde Jezus niet één, maar twee gelijkenissen van de zaaier. Niet alleen het evangelie moet gezaaid worden, maar bovendien de ‘kinderen van het Koninkrijk’: “Hij antwoordde en zeide: Die het goede zaad zaait, is de Zoon des mensen; de akker is de wereld; het goede zaad, dat zijn de kinderen van het Koninkrijk” (Mat. 13:37-38). Door de twee gelijkenissen van de zaaier, worden ‘prediking’ en ‘prediker’ samengevoegd als één geheel. Ze moeten beiden in de aarde vallen om vrucht te dragen: “Voorwaar, voorwaar, Ik zeg u, indien de graankorrel niet in de aarde valt en sterft, blijft zij op zichzelf; maar indien zij sterft, brengt zij veel vrucht voort” (Joh. 12:24).
Gemeenten zijn geen kloosters, waar we ons van de wereld kunnen afzonderen. Jezus zei: “De akker is de wereld”. En het levend water stroomt vanuit de troon van God en het Lam, via de gemeente, naar de volken toe: 1 En hij toonde mij een rivier van water des levens, helder als kristal, ontspringende uit de troon van God en van het Lam. Midden op haar straat en aan weerszijden van de rivier staat het geboomte des levens, dat twaalfmaal vrucht draagt, iedere maand zijn vrucht gevende; en de bladeren van het geboomte zijn tot genezing der volkeren” (Openb. 22:1-2).


Laatste berichten: