Voorwoord: Kennis van goed en kwaad
Het enige wat in het paradijs voldoende was om de mens in verleiding te doen vallen, was hem wijsmaken dat hij aan God gelijk kon worden door de kennis van goed en kwaad. God had de mens maar één enkel gebod gegeven: “Van alle bomen in de hof moogt gij vrij eten, maar van de boom der kennis van goed en kwaad, daarvan zult gij niet eten, want ten dage, dat gij daarvan eet, zult gij voorzeker sterven”(Gen. 2:16-17). Ze konden volop van hun vrijheid genieten, zolang ze de definitie van goed en kwaad aan hun Schepper zouden overlaten.
Hoewel Adam en Eva van te voren gewaarschuwd werden, heeft de slang hun juist op dít punt verleid. Satan beweerde:
“Maar God weet, dat ten dage dat gij daarvan eet, uw ogen geopend zullen worden, en gij als God zult zijn, kennende goed en kwaad”.
(Gen. 3:4-5)
De oerzonde van de mens is dat hij zich de plaats van God wil toe-eigenen, om autonoom te zijn in het bepalen wat hij wel of niet moet doen. Sindsdien willen veel mensen best God erkennen en verheerlijken, zolang Hij hen maar hun eigen gang laat gaan.
Het eigenzinnige bepalen van goed en kwaad is één van de meest flagrante tekenen van twijfel aan het feit dat God liefde is, en leidt onvermijdelijk tot de geestelijke dood. Door te veronderstellen dat hijzelf de aangewezen persoon is om uit te maken wat wel of niet goed voor hem is, sluit de mens zich de toegang tot de boom des levens af. Hierdoor wordt echter niet alleen de gemeenschap met de Schepper verbroken, maar ook de relatie tussen de mens en zijn naaste. Dat komt duidelijk tot uiting in Adams beschuldiging: “De vrouw die Gij aan mijn zijde gesteld hebt”(Gen. 3:12). Ze zijn alle twee fout!
De kern van het probleem van de gevallen mens wordt direct na de zondeval gedefinieerd door de volgende goddelijke uitspraak:
“En de Here God zeide: zie de mens is geworden als ‘Onzer een’ door de kennis van goed en kwaad” .
Gen 3:22a
Door zich te laten meeslepen met het bedrog van Satan, heeft de mensheid een tragisch kenmerk gekregen: In plaats van ‘samen’ te zijn, zijn ze als ‘Onzer een’ of als ‘één van Ons’. Dat betekent dat ze, hoewel ze geschapen zijn voor gemeenschap (ons), toch alles willen beslissen in hun eentje (één). Zelfs in de menigte blijven ze functioneren als enkelingen. Daarom zijn de conflicten niet te overzien, vooral als mensen genoodzaakt zijn om iets samen te beslissen: als echtpaar, in gezinsverband of als team in de gemeente. Iedereen meent dat hij het beter weet dan de ander, wat duidelijk wordt aan de hand van allerlei typische standaarduitdrukkingen, zoals: [highlight background=”#eaffc9″]“Dat zie ik anders”; “Dat hoef je mij niet te vertellen, denk je dat ik achterlijk ben?”; Waar bemoei je je mee?”. “Dat bepaal ik zelf”; “Dat maak ik zelf wel uit”.[/highlight] In het paradijs is de mens gevallen van het gemeenschappelijke in het eenzelvige. De echtelijke eenheid werd onmiddellijk verstoord, en samen verscholen Adam en Eva zich voor God.
We moeten allemaal groeien in kennis; daar kan niemand bezwaar tegen hebben. Integendeel, we hebben nog niet leren kennen zoals het behoort (1 Kor. 8:2). Maar de boom van kennis van goed en van kwaad heeft de mens geleid tot het ‘onzer een’, en wijkt daarom af van de kennis en wijsheid van God:
“De eenzelvige zoekt zijn eigen begeerte, en barst los tegen al wat verstandig is”.
Spreuk. 18:1
God heeft altijd het gemeenschappelijke op het oog als hoogste vorm van leven, want Hij is liefde. Hij is niet alleen de Alwetende maar tegelijkertijd een wijze God. En dat betekent dat Hij Zijn kennis altijd gebruikt voor het meest belangrijke doel, met gebruik van de meest efficiënte middelen, op het juiste moment. Juist daarom is Hij de aangewezen Persoon om voor ons te bepalen wat goed en kwaad is, wat Hij dan ook doet in alle geschriften van de Bijbel.
Deze goddelijke wijsheid staat ter beschikking aan allen die er zich aan willen onderwerpen:
“Wie is wijs en verstandig onder u? Hij tone uit zijn goede wandel zijn werken met wijze zachtmoedigheid. Indien gij echter bittere naijver en zelfzucht in uw hart hebt, beroemt u dan niet en lieg niet tegen de waarheid. Dat is niet de wijsheid, die van boven komt, maar zij is aards, ongeestelijk, duivels; want waar naijver en zelfzucht heerst, daar is wanorde en allerlei kwade praktijk. Maar de wijsheid van boven is vooreerst rein, vervolgens vreedzaam, vriendelijk, gezeggelijk, vol ontferming en goede vruchten, onpartijdig en ongeveinsd. Maar de gerechtigheid is een vrucht, die in vrede wordt gezaaid voor hen, die vrede stichten”.
Jak. 3:13-18
Wijsheid is kennis toegepast ten behoeve van het gemeenschappelijke. Zij brengt altijd God en mensen samen. De boom der kennis van goed en kwaad heeft echter geleid tot individualisme, jaloezie en elitevorming. Het menselijk begrip van goed en kwaad, dat zich verheft boven Gods Woord, scheidt de mensen die juist bij elkaar horen, zoals vrienden, families en leden van dezelfde gemeente. Aan de andere kant is aardse kennis altijd bezig met het samenbinden van mensen die helemaal niets met elkaar hebben. Altijd met het doel om zichzelf een naam te maken, zoals gebeurde bij de torenbouw van Babel (Gen. 11:4). Toen heeft God de mensen over de aarde verstrooid. Dat deed Hij echter met wijsheid, zonder scheidingen te veroorzaken tussen mensen die bij elkaar hoorden. Er is dan ook nooit sprake geweest van spraakverwarringen in families en volken. Want Hij heeft de Babyloniërs verspreid:
“Elk naar zijn taal, naar hun geslachten, onder hun volken”. “Hij heeft ten tijde der geslachten, die achter ons liggen, alle volken op hun eigen wegen laten gaan”.
Gen. 10:5, 20, 31; Hand. 14:16
Wat God doet houdt eeuwig stand en tot in eeuwigheid zullen er verschillende naties bestaan. De bladeren van het geboomte des levens zullen dienen tot hun genezing en herstel (Openb. 22:2). Daarom zullen in het Nieuwe Jeruzalem de ‘volken’ in het licht van het Lam wandelen en zij zullen haar vullen met eer en heerlijkheid (Openb. 21:24-26).
“Zie, de tent van God is bij de mensen en Hij zal bij hen wonen, en zij zullen zijn volken zijn En God zelf zal bij hen zijn”.
Openb. 21:3
De gemeente is het lichaam van Christus en, ondanks verscheidenheid en cultuurverschillen, is zij één geheel. Scheuringen komen niet voort vanwege verschil van nationaliteit, maar omdat iedereen het beter meent te weten dan de ander. En waar persoonlijke belangen overheersen, gaat het altijd ten koste van het geheel. Daar werden we al voor gewaarschuwd op de scheppingsdag! Zodra mensen Gods plaats willen innemen in het bepalen van goed en kwaad, vervreemden ze van elkaar. Ze komen alleen te staan, al bevinden ze zich in de menigte. Ze worden ‘onzer een’, en met het ontbreken van gemeenschap ebt tegelijkertijd hun geestelijk leven weg! We doen er daarom goed aan om de profetische uitspraak van Jeremia ter harte te nemen:
“Ik weet, o Here, dat het niet aan de mens staat zijn weg te kiezen, noch aan een man om te gaan en zijn schreden te richten“.
Jer. 10:23
De enige manier om verlost te worden van het ‘één van ons’, is de wedergeboorte. Mensen komen niet dichter bij elkaar rondom conferentietafels, waar onderlinge afspraken gemaakt worden om elkaar te respecteren en om ieder in zijn waarde te laten. Dat leidt alleen tot een politieke eenheid, die altijd ten koste gaat van geestelijke waarden, zoals gebeurde ten tijde van de toren van Babel. Diplomatieke eenheden betekenen altijd dat men, vanwege de lieve vrede, iedereen moet laten zoals hij is. Dat is geen eenheid, maar neutraliteit! De Bijbel laat echter zien dat, zolang de mensen hun eigen schreden bepalen, ze onvermijdelijk van God en van elkaar zullen vervreemden in een enorme spraakverwarring.
Liefde onder elkaar is geen product van onderhandelingen, maar een realiteit van hen die uit de Geest geboren zijn:
“Een ieder, die gelooft, dat Jezus de Christus is, is uit God geboren, en ieder, die Hém liefheeft, die deed geboren worden, heeft ook degene lief, die uit Hem geboren is”.
1 Joh. 5:1
Alleen door wedergeboorte worden mensen samengevoegd in Jezus, in Zijn dood en opstanding. Ze hoeven zich niet verder te volmaken door middel van allerlei aan de Bijbel toegevoegde inzichten en ervaringen, want ze zijn wedergeboren uit het levende en blijvende zaad van het Woord van God, dat ons als evangelie verkondigd is (1 Petr. 1:22-25). Kinderen Gods worden voortgebracht door het Woord der waarheid (Jak. 1:18). En wie geboren is uit de Geest, is vrijgemaakt van de heerschappij van menselijke maatstaven en zelfbepaalde leefregels die altijd ontaarden in tweedracht. De wedergeboorte maakt een eind aan het ronddolen op eigen wegen, die altijd de geestelijke dood tot gevolg hebben (Spreuk. 14:12).
Om te weten wat goed of kwaad is, moeten we ons beperken tot het geschreven Woord van God. Alles was daarnaast verkondigd wordt, draagt het kenmerk van de boom van kennis van goed en kwaad, die mensen verleidt om te handelen alsof ze gelijk staan aan God:
“Dit, broeders, heb ik op mijzelf en Apollos overgebracht om uwentwil, opdat gij uit ons voorbeeld zoudt leren niet te gaan boven hetgeen geschreven staat, opdat niet iemand uwer zich vóór de een en tegen de ander opblazen” (1 Kor. 4:6).
Inderdaad, als iemand meent het recht te hebben om verder te gaan dan wat geschreven staat, dan geeft hij ook het recht aan anderen om precies hetzelfde te doen. Als gevolg hiervan blaast de een zich op vóór, en de ander tegen wat er geponeerd wordt. Veel verdeeldheid ontstaat vandaag door allerlei heilloze gezichtspunten, die nooit één zondaar tot de Heer hebben geleid, noch ooit een bijdrage hebben geleverd aan de bevrijding van gebondenen. De profeet Samuël waarschuwde al voor dit soort ‘ijdelheden’:
“Gij zult niet afwijken achter ijdelheden, die baten noch redden kunnen; slechts ijdelheden zijn zij”(1 Sam. 12:21).
De wedergeboorte komt voort uit het zaad dat niet alleen ‘levend’ is, maar ook ‘blijvend’ (1 Petr. 1:22). Dus we hebben geen nieuwe stromingen en zalvingen nodig, die alleen maar voor een poosje populair zijn en dan weer plaats moeten maken voor een andere rage. Na een heleboel gemeenten verdeeld te hebben, verdwijnen ze weer onder het stof om plaats te maken voor een andere mode waar de mensen achteraan lopen.
Veel wordt duidelijk uit het gesprek van Jezus met Nikodemus. De aanleiding van zijn bezoek aan Jezus was de vraag waarom de wetten, die hij als farizeeër aan de mensen onderwees, geen bovennatuurlijke tekenen produceerden, terwijl de leer van Jezus door God bevestigd werd door het leven dat er uit voort kwam (Joh. 3:1-1-2). Het probleem zit beslist niet in de wet! Men kan God niet betichten dat Hij ons wetten heeft gegeven die schadelijk voor ons zijn. David zei: [highlight background=”#eaffc9″]“De wet des Heren is volmaakt, zij verkwikt de ziel” (Psalm 19:8a)[/highlight]. En Jezus voegde daar aan toe: [highlight background=”#eaffc9″]“Ik weet, dat zijn gebod eeuwig leven is”(Joh. 12:50).[/highlight] En in de Bergrede heeft Jezus ons een meesterlijke interpretatie gegeven van het Oude Testament:
“Alles nu wat gij wilt, dat u de mensen doen, doet gij hun ook aldus. Want dit is de wet en de profeten”(Mat. 7:12).
Het probleem is dus niet de wet, maar de wet van God in de mond van mensen die niet wedergeboren zijn, zoals Nikodemus. Want de wedergeboorte is absoluut noodzakelijk om het Koninkrijk Gods te zien en binnen te gaan (Joh. 3:3, 5). Menselijke kennis, zelfs al is ze zo hier en daar gebaseerd op Bijbelse gegevens, ontaardt altijd in een farizeïsch systeem. Maar als iemand uit de Geest geboren is, dan ziet hij het Koninkrijk Gods en gaat het binnen. Dat betekent dat hij geen koning meer is over zichzelf, maar dat hij zich heeft onderworpen aan Gods autoriteit:
“Uw koninkrijk kome; uw wil geschiede, gelijk in de hemel alzo ook op de aarde”(Mat. 6:10).
Hij heeft het zich toegeëigende recht om zelfstandig te bepalen wat goed en kwaad is aan de Rechter der rechters teruggegeven. Door, in het geloof, het evangelie van het Koninkrijk aan te nemen, is hij is een nieuwe schepping geworden. Het grote kenmerk van de wederom geborenen is, dat zij niet meer door godsdienstige systemen geleid worden, maar door de heilige Geest: “De wind blaast, waarheen hij wil, en gij hoort zijn geluid, maar gij weet niet, vanwaar hij komt of waar hij heengaat; zó is een ieder, die uit de Geest geboren is” (Joh. 3:8).
Gods volk ontstaat niet door onderlinge verdragen van samenwerking, maar uit een goddelijke scheppingsdaad: [highlight background=”#eaffc9″]“Het volk dat geschapen zal worden, zal de Here loven” (Psalm 102:19b). [/highlight]De wedergeboorte van zondaren betekent tevens de geboorte van de gemeente. Jezus heeft, door Zijn dood en opstanding, Jood en heiden tot één nieuwe mens geschapen en heeft, door het kruis, de twee in één lichaam verbonden. Deze eenheid was alleen mogelijk door Jood en heiden tot een nieuwe schepping in Christus Jezus te maken. Dat betekende niet het einde van cultuurverschillen, maar het absolute einde van persoonlijke en cultuurgebonden opvattingen van goed en kwaad (Efez. 2:1416). Eenheid ontstaat niet door middel van eenheidsbewegingen, maar aan de voet van het kruis, waar we verlost worden van zonde en uit God geboren worden. Zonder wedergeboorte blijven mensen ‘onzer een’. Zijn ze echter een nieuwe schepping, dan zijn ze tegelijkertijd tot volk gemaakt: [highlight background=”#eaffc9″]“Eens niet zijn volk, nu echter Gods volk”(1 Petr. 2:10).[/highlight]
Mensen hebben er moeite mee om zich te stellen onder de heerschappij van de heilige Geest. ‘Geestelijk’ denken betekent niet ‘meer weten dan de anderen’, maar gehoorzaam zijn aan wat God ons stap voor stap heeft geopenbaard in Zijn Woord. De geloofshelden genoemd in Hebreeën 11 wisten veel minder dan wij vandaag, maar zij deden ongetwijfeld meer dan de meesten van ons. Dat kwam enkel door geloofsgehoorzaamheid!
“Door het geloof is Abraham, toen hij geroepen werd, in gehoorzaamheid getrokken naar een plaats, die hij ter erfenis zou ontvangen, en hij vertrok, zonder te weten waar hij komen zou”(Hebr. 11:8).
Dit principe werd gevolgd door alle geloofsgetuigen van het Oude Testament, waardoor zij koninkrijken onderwierpen, gerechtigheid oefenden, de vervulling van de belofte verkregen, muilen van leeuwen dichtsnoerden, de kracht van het vuur doofden, aan scherpe zwaarden ontkwamen, in zwakheid kracht ontvingen, in de oorlog sterk werden en vijandige legers deden afdeinzen (Hebr. 11:33-34). Dat is nogal wat! Het grote probleem vandaag is dat we een heleboel weten, maar wat doen we met al die kennis, terwijl ons land door secularisatie en allerlei godsdiensten overspoeld wordt?
Een symptoom van menselijke kennis is dat het altijd ontaardt in een steriele methodiek. Alles wat mensen onderzoeken en ontdekken, brengen ze onder in een systeem, zodat ze de volgende keer, als een soortgelijke gebeurtenis zich voordoet, niet meer hoeven na te denken en te experimenteren. En bovenal niet meer aan God hoeven te vragen hoe ze met de zaak om moeten gaan. Dan kunnen ze gewoon hun systeem toepassen en: klaar! Zo komen velen in een godsdienstig circuit terecht, waar ze niet meer uitkomen. En, als Nikodemus, kunnen ze niet begrijpen dat anderen, die buiten hun systeem vallen, soms meer resultaten boeken. Het probleem van menselijke systemen is dat Bijbelse begrippen, zoals geloofsgehoorzaamheid en afhankelijkheid aan de leiding van de heilige Geest, onder de mat geveegd worden. Vandaar het antwoord van Jezus over de wind, die gaat waarheen hij wil en niet kan worden gecontroleerd door menselijke voorschriften.
Jezus heeft veel zieken en gebondenen genezen en onreine geesten uitgeworpen. Maar iedere keer deed Hij dat op een andere manier; het werd altijd weer een ander verhaal. De Heer heeft nooit een methodiek ontwikkeld voor bevrijding, zoals vandaag vaak gebeurt als pastorale werkers namen van onreine geesten naspeuren en onderzoeken hoe hun hiërarchieën georganiseerd zijn. Bij Jezus voeren de demonen uit, niet op grond van wat Hij allemaal over ze wist, maar omdat zíj Hem kenden: [highlight background=”#eaffc9″]“Ik weet wel wie Gij zijt: de heilige Gods”. “Gij zijt de Zoon van God” (Marc. 1:24, 3:11).[/highlight] De zonen van Skevas waagden het om boze geesten uit te werpen op grond van hun kennis als geestenbezweerders. Maar, hoewel ze daar de naam van Jezus bij gebruikten, werden ze overweldigd en moesten vluchten. Dat gebeurde echt niet omdat zij niet genoeg kennis hadden van het occultisme, maar omdat ze onbekenden waren in de geestelijke wereld. De onreine geesten antwoordden: [highlight background=”#eaffc9″]“Jezus ken ik en van Paulus weet ik, maar wie zij gij” (Hand. 19:15)[/highlight]. Zelfs in de geestelijke strijd kom je geen stap verder alleen met kennis; de vraag is altijd in hoeverre je gekend wordt. Dat was ook het probleem van de Korintiërs, die heel goed met het occultisme op de hoogte waren:
“Wat het offervlees aangaat (zwarte magie), wij weten, dat wij allen kennis bezitten (…) Indien iemand zich inbeeldt enige kennis verworven te hebben, dan heeft hij nog niet leren kennen, zoals het behoort; maar heeft iemand God lief, dan is deze door Hem gekend” (1 Kor. 8:1-3).
De conclusie van dit alles kunnen we trekken uit het gesprek van Jezus met Nikodemus: Prediken we de wedergeboorte? Produceert onze kennis mensen die uit de Geest geboren zijn? Dragen we alleen kennis over bij de mensen, of kennis gevolgd door wedergeboorte? Het grote verschil wordt duidelijk door het resultaat: In het eerste geval gaan de mensen eten van de boom der kennis van goed en kwaad. In het tweede geval van de boom des levens.