Skip to main content

Schrijf je in voor de PBB nieuwsbrief

* indicates required

Wij sturen je alleen een email om te beantwoorden of een Nieuwsbrief te versturen.

Je kunt je op elk moment afmelden door te klikken op de link in de voettekst van onze e-mails. Voor informatie over ons privacybeleid, bezoek onze website.

We use Mailchimp as our marketing platform. By clicking below to subscribe, you acknowledge that your information will be transferred to Mailchimp for processing. Learn more about Mailchimp's privacy practices here.

Pleidooi voor evangelisatie

Henk de Cock
23 oktober 2013

Jezus is de Leraar der leraren! Zelfs zijn tegenstanders erkenden Zijn capaciteit als een van God gezonden Rabbi, en de integriteit van Zijn onderwijs (Joh. 3:2; Mat.22:16). Toch werd Zijn bediening grotendeels in beslag genomen door de prediking van het evangelie aan de verlorenen.

 

[row][column size=”1/2″]
[dropcap style=”flat”]I[/dropcap]n alle steden en dorpen waar Hij kwam, verkondigde Hij de blijde boodschap: “Bekeert u en gelooft het evangelie” (Marc. 1:15). En als mensen Hem wilden overreden om bij hen te blijven, weigerde Hij hun uitnodiging en antwoordde: “Ook aan andere steden moet Ik het evangelie van het Koninkrijk Gods verkondigen, want daartoe ben Ik uitgezonden” (Luc. 4:43). Jezus evangeliseerde omdat Hij de goede Herder is en met ontferming bewogen was over de schare, omdat zij voortgejaagd en afgemat waren als schapen die geen ‘herder’ hebben (Mat. 9:36).

Daarom kunnen we een bediening als leraar, of pastoraal werk, niet losmaken van liefde voor evangelisatie en zendingswerk.

Daarom kunnen we een bediening als leraar, of pastoraal werk, niet losmaken van liefde voor evangelisatie en zendingswerk. Jezus is de Herder en hoeder van onze zielen (1 Petr. 2:25), die Zijn leven heeft ingezet voor Zijn schapen. Maar Hij laat ze rustig in de wildernis achter om het verlorene te zoeken (Luc. 15:4). Want het is doorslaggevend of iemand wel of niet een goede leraar of herder is, als zijn schapen hebben geleerd waar ze voedsel kunnen vinden. Dan kunnen ze best een poosje in de woestijn of in de bergen achtergelaten worden, zonder om te komen. Een herder kan nu eenmaal niet al zijn schapen op de schouders dragen; dat doet hij alleen met het verlorene.
Als de grootste Leraar aller tijden beschouwde Jezus het als prioritair om Zijn discipelen te trainen om te evangeliseren. Eerst deed Hij het voor, en vervolgens samen met hen: “En het geschiedde kort daarna, dat Hij van stad tot stad en van dorp tot dorp trok, verkondigende het evangelie van het Koninkrijk Gods, en de twaalven met Hem” (Luc. 8:1). Tenslotte stuurde Hij de twaalven er alleen op uit, en later een groep van 72 discipelen (dat staat gelijk aan de hele gemeente – Luc. 9:1, 10:1). En Jezus verbood ze om geld mee te nemen in hun gordels (Mat. 10:9; Luc. 9:3, 10:4). Want zij moesten zich niet bemoeien met hulpverlening; hun taak was om de armen het evangelie te verkondigen. De prediking van het Woord is altijd gescheiden gehouden van ontwikkelingshulp, zowel door Jezus als de apostelen (Hand. 6:2). Want als we aalmoezen geven moeten we het niet voor ons uitbazuinen, maar het evangelie moet van de daken gepredikt worden (Mat. 6:1-2, 10:27).

Als de grootste Leraar aller tijden beschouwde Jezus het als prioritair om Zijn discipelen te trainen om te evangeliseren.

Het leraarsambt betekent dan ook veel meer dan Bijbelstudies geven aan gelovigen, met het oog op hun persoonlijke geestelijke nood. Want iedere christen loopt het gevaar om veel meer kennis op te doen, dan dat hij in de praktijk van zijn dagelijks leven in toepassing brengt. Het onderricht aan gelovigen houdt daarom ook in dat zij leren om het ontvangen licht uit te dragen in de wereld: “Gij zijt het licht der wereld. Een stad die op een berg ligt, kan niet verborgen blijven. Ook steekt men geen lamp aan en zet haar onder een korenmaat, maar op de standaard, en zij schijnt voor allen” (Mat. 5:14-15). Een voorbeeld van deze gang van zaken is Timoteüs, die als leraar in Efeze moest toezien op de zuiverheid van de boodschap die er gepredikt werd. Hij moest de mensen onderwijzen en vermanen om geen andere leer te brengen (1 Tim. 1:3, 3:15, 6:3). Paulus wees hem op het belang van deze bediening, omdat er tijden zouden komen dat de mensen de gezonde leer niet meer zouden verdragen. Maar ondanks de dringende noodzaak om te waken voor leerstellige zuiverheid, schreef Paulus aan Timoteüs: “Doe het werk van een evangelist, verricht uw dienst ten volle” (2 Tim. 4:5b). Want christenen onderwijzen, zonder hen te leren om hun geloof uit te dragen, is half werk doen.
Om niet hebt gij het ontvangen, geeft het om niet (Mat. 10:8b)
Toen Jezus Zijn discipelen uitzond om het evangelie te prediken, legde Hij een belangrijk geestelijk grondbeginsel vast: “Om niet hebt gij het ontvangen, geeft het om niet” (Mat. 10:8b). Dat is het basisprincipe van gezond Bijbelonderricht! Gelovigen moeten niet alleen gezegend worden, maar moeten ook leren om door te geven aan de verlorenen wat ze van God ontvangen hebben. Anders worden ze passieve kerkgangers in plaats van discipelen.

Het zou goed zijn om ons af te vragen of we, zonder te evangeliseren, wel 100% volgelingen van Jezus genoemd kunnen worden. Want Jezus getuigde dat Hij gezalfd was met de heilige Geest om de armen het evangelie te verkondigen (Luc. 4:18-19). En Hij voorspelde Zijn discipelen dat zij, nadat zij de kracht van de heilige Geest ontvangen hadden, Zijn getuigen zouden zijn, thuis en tot aan het uiterste der aarde (Hand. 1:8). De grote vraag die naar voren komt is in hoeverre gemeenteleden Christus navolgen, als zij nooit de verlorenen vertellen wat Jezus voor hen gedaan heeft. Terwijl ze, aan de andere kant, toch belijden gedoopt te zijn in de heilige Geest. Het wordt vooral moeilijk als ze, in flagrante tegenspraak met de Schrift en de opdracht van Jezus, beweren dat het niet hún taak is om het evangelie te verkondigen aan de ganse schepping (Marc. 16:15).

[/column][column size=”1/2″]

Een pleidooi voor Evangelisatie
Zending en wereldevangelisatie zijn urgenter dan ooit tevoren, want de bevolking van de wereld neemt toe, terwijl veel gemeenten in ledental afnemen. Het Koninkrijk Gods groeit niet door muziek en lofprijzing, en nog minder door gemeentegroei-methoden of sociaal werk. Want zondaren worden niet gered door de vele goede dingen die wij voor Jezus doen, maar door ze te overtuigen dat Jezus alles voor hen gedaan heeft om ze met God te verzoenen! En waar gemeenten overgaan tot fusies met andersdenkenden, die zich nooit bekeerd hebben noch wedergeboren zijn, zullen ze ook díe mensen niet meer kunnen bereiken met het evangelie. Want dan moeten ze, om de eenheid (?) te bewaren, iedereen in zijn waarde laten, zonder hen alsnog te kunnen overreden om zich te bekeren en om hun dogma’s in overeenstemming te brengen met de Schrift. De grote vreugde van kerkgangers is: bijeenkomsten met een heleboel mensen. Maar waar er verbonden gesloten worden, naast het eeuwige verbond in het bloed van Jezus (zie Hebr. 13:20), is er geen sprake van gemeentegroei. Want niemand kan het Koninkrijk Gods binnengaan, zonder uit de Geest geboren te zijn (Joh. 3:3-8). Ongeveinsde broederliefde, gemeenschap en erkenning zijn alleen mogelijk onder degenen die wedergeboren zijn uit het onvergankelijk zaad van het evangelie (1 Petr. 1:22-25).

Jezus bouwt Zijn gemeente door de verkondiging van het evangelie.

Jezus bouwt Zijn gemeente door de verkondiging van het evangelie.  Paulus zegt terecht: “Want al had gij duizenden opvoeders in Christus, gij hebt niet vele vaders. Immers ik heb u in Christus Jezus door het evangelie verwekt” (1 Kor. 4:15). Al komen er menigten naar de samenkomsten, en al ontvangen ze onderwijs dat beantwoordt aan hun persoonlijke noden, zonder nieuwe bekeringen uit de wereld blijven dienaars van het Woord alleen ‘opvoeders’, zonder de vreugde te smaken om ook ‘vaders’ te zijn. Zoals mensen die zelf geen nakomelingen ter wereld hebben gebracht, maar wel precies weten hoe de kinderen van de buren opgevoed moeten worden. Ook in dit opzicht was Paulus een navolger van Jezus. Ondanks zijn vele diepgaande onderwijs, bouwde hij nooit op het fundament van anderen (Rom. 15:20-21). En het is een enorm groot verschil of je alleen geïnteresseerd bent in het coachen van kerkgangers, of dat je, als een echte vader, kinderen opvoedt die je zelf in het geloof verwekt hebt.

Veel christenen verlangen er naar dat er zondaren tot de Heer komen, en bidden voor een grote opwekking. Weer anderen wachten er op dat de zonen Gods openbaar worden. Of beweren dat de Joden opeens de Heer zullen aannemen (zonder dat ze enige moeite doen om ze het evangelie te verkondigen) en dat zij, in plaats van wij, de wereld gaan bekeren. Maar zelfs een wereldwijde uitstorting van de heilige Geest kan geen oogst van zielen voortbrengen, noch onder heidenen, noch onder Joden, als er eerst niet met tranen gezaaid wordt. Dat is zowel een natuurlijk, als een geestelijk principe (Psalm 126:5-6). Jezus veroordeelde dan ook de nalatigheid van degenen die als maar op de oogst wachten, zonder er iets aan te doen. Zoals christenen die menen dat de heilige Geest wel mensen zal toevoegen aan de gemeente, zonder dat zij hun leven offeren als graankorrels, gezaaid op de akker van de wereld: “Zegt gij niet: Nog vier maanden, dan komt de oogst? Zie, Ik zeg u, slaat uw ogen op en beschouwt de velden, dat zij wit zijn om te oogsten” (Joh. 4:34-35). Pinksteren is een oogstfeest! Maar iedereen weet dat het onmogelijk is dat er een tarweoogst komt, als er geen zaad in de grond gevallen is, zelfs al komen er stromen van levend water, wereldwijd. Vandaar de profetische uitspraak van Jezus aan Zijn discipelen, met betrekking tot de Pinksterdag: “Ik heb u uitgezonden om datgene te maaien, wat u geen arbeid heeft gekost: anderen hebben gearbeid en gij heb de vrucht van hun arbeid geplukt” (Joh. 4:38). Het is absoluut onmogelijk dat een uitstorting van de heilige Geest, zoals die op de Pinksterdag, duizenden zielen tot Jezus brengt, zonder dat eerst de zaaier met de zaadbuidel rondgaat. Want als er regen op het land valt, zonder dat er tarwezaad in de bodem ligt, zullen er alleen maar doornen en distels opkomen.

Terwijl velen in slaap gevallen zijn, is de vijand druk bezig met het zaaien van onkruid (Mat. 13:25, 38-39). Ondertussen laat de late regen op zich wachten, want Jezus profeteerde: “En aan alle volken moet eerst het evangelie gepredikt worden” (Marc. 13:10).
[/column][/row]


Laatste berichten: