Skip to main content

Schrijf je in voor de PBB nieuwsbrief

* indicates required

Wij sturen je alleen een email om te beantwoorden of een Nieuwsbrief te versturen.

Je kunt je op elk moment afmelden door te klikken op de link in de voettekst van onze e-mails. Voor informatie over ons privacybeleid, bezoek onze website.

We use Mailchimp as our marketing platform. By clicking below to subscribe, you acknowledge that your information will be transferred to Mailchimp for processing. Learn more about Mailchimp's privacy practices here.

Een studie van de pastorale brieven (deel I/II)

Henk de Cock
18 september 2018

Het woord vooraf door Henk de Cock

Als Paulus op de hoogte komt van de tranen van Timotheüs, komt er een groot verlangen in hem op om hem te ontmoeten. Maar, vreemd genoeg, niet met het voornemen om Timotheüs op te vrolijken, maar om zelf de blijdschap van de Heer te ervaren: “Wanneer ik aan uw tranen denk, verlang ik er vurig naar u te zien, om met blijdschap vervuld te worden” (2 Tim. 1:4 – HSV).

Als je over de woorden van Paulus nadenkt, moet je toegeven dat hij nog gelijk heeft ook. Zo functioneert het! Als er ook maar het minste verlangen in ons opkomt om anderen te helpen, en als we bovendien een boodschap van God voor ze hebben, is dat onmiddellijk een bron van vreugde. Er bestaat niets heerlijkers dan de scheppende kracht van Gods Woord in werking te zien, en dat het Leven door ons heen naar anderen toestroomt, tot versterking van hun geloof. Zolang we onze hulp aan anderen uit de wijsheid van Gods Woord putten, zullen we daar grote vreugde door ervaren, onafhankelijk van de verdere resultaten! Hangt onze blijdschap daarentegen af van allerlei onmiddellijke, zichtbare resultaten, en bestaat onze hulp uit psychotherapeutische pogingen om neerslachtigen op te beuren, dan zullen onze inspanningen zeker op teleurstellingen uitlopen. Want mensen die geholpen worden, zonder dat hun hart verandert, nemen doorgaans de houding aan dat we, ondanks al onze moeite, hun toch nog sterk tekort gedaan hebben. Vaak beantwoordt onze pastorale hulp niet aan hun verwachtingen. Op z’n hoogst zijn ze tevreden zolang ze op ons kunnen leunen. Maar zodra ze op eigen benen verder moeten, worden hun tranen weer net zo overvloedig als voorheen. En op het moment dat ze minder aandacht krijgen, worden ze verontwaardigd en voelen ze zich in de steek gelaten. Maar daar laat een dienaar van God zijn blijdschap niet door overschaduwen. Want Jezus zei, dat als je iets voor mensen doet in Zijn naam, en mochten ze niets terug doen, dan zal je worden terugbetaald bij de opstanding der rechtvaardigen (Luc. 14:12-14). Dat is veel glorieuzer dan succes!

We moeten er in ieder geval niet te vast op rekenen dat mensen erg dankbaar zullen zijn met de hulp die ze ontvangen. In veel gevallen zal het tegendeel waar zijn! De meesten zullen denken dat we niet meer doen als onze plicht. En paradoxaal, zijn vaak degenen die de meeste aandacht kregen, de meest ontevredenen onder ons. Let maar op! Bovendien bestaan er heel wat Mefibofets die aan tafel mee-eten, maar later tegen hun weldoeners samenzweren (2 Sam. 9:11-13, 16:3-4). Wat dat betreft kunnen we nog heel wat leren van de volkswijsheid, die ons in alle talen van spreekwoorden voorzien heeft om ons te waarschuwen om niet al te veel verwachtingen te koesteren, wat betreft dankbaarheid voor onze aangeboden diensten: “Wanneer men zelfs zijn dienst aanbiedt.Al is het veel, men acht het niet.” “Save a stranger from the sea and he’ll turn your enemy.” “Angebotener Dienst ist halb umsonst.“ “Le service offert sent mauvais.“

“Maar dan moeten we de mensen niet gaan helpen volgens eigen zienswijze, of in eigen kracht”

Henk de Cock

Ondanks de negatieve kanten ervan, zijn dienende christenen altijd vrolijke mensen. In ieder geval zolang ze de wil van God doen, in overeenstemming met wat de Schrift zegt. Maar helaas gebeurt het vaak dat men de zwakken op een verkeerde manier probeert te helpen. on-Bijbelse pastorale begeleiding is er de oorzaak van dat er in de gemeenten, naast de mensen die nooit groeien tot geestelijke volwassenheid, ook nog gestreste voorgangers zijn. Niet alleen velen die hulp ontvingen, maar ook zij die ze gecoacht hebben, blijken achteraf teleurgestelde mensen vanwege hun vruchteloze inspanningen.

Dat stemt echter niet overeen met wat de Schrift leert over de genadegaven en bedieningen. Paulus zei: “Maar door de genade Gods ben ik, wat ik ben, en zijn genade aan mij is niet vergeefs geweest, want ik heb meer gearbeid dan zij allen, doch niet ik, maar de genade Gods, die met mij is”(1 Kor. 15:10). Dat betekent dat je, zolang je de mensen helpt vanuit de genade die in je werkzaam is, nooit gestrest wordt en nog minder gedeprimeerd vanwege het uitblijven van zichtbare resultaten. De genade Gods in ons stelt ons in staat om veel meer te doen dan alle anderen, zonder dat we uitgeput raken. Maar dan moeten we de mensen niet gaan helpen volgens eigen zienswijze, of in eigen kracht. Want de heilige Geest stroomt alleen door ons heen zolang we de Heer gehoorzaam zijn (Hand. 5:32), ook waar er sprake is van pastorale begeleiding. Dit voor ogen houdend, bevreemdt het ons niet dat Paulus al met blijdschap vervuld was, alvorens hij Timotheüs had ontmoet en voordat de resultaten van zijn ontmoeting met hem zichtbaar werden. Daartegenover staat dat stress in het pastoraat ontstaat als werkers twee dingen niet geleerd hebben: In de eerste plaats, als ze iets willen doorgeven aan anderen, wat ze eerst niet van de Heer ontvangen hebben: “Om niet hebt gij het ontvangen, geeft het om niet” (Mat. 10:8b). Ten tweede: Als ze hun charisma willen gebruiken om de mensen te verlossen van hun omstandigheden, in plaats van te focussen op mentaliteitsverandering.

Dat functioneert nooit! Want in het leven is het nu eenmaal zo: als er één probleem is opgelost, staan er al weer een paar grotere voor de deur. Want de gehele wereld waarin we leven, ligt in het boze en dat wordt nog erger naarmate we naar de eindtijd toegaan. Om mensen te helpen, is het niet altijd noodzakelijk dat hun situatie verandert. Maar in alle gevallen, als we willen dat er een bevrijding plaats vindt, is het noodzakelijk dat de mensen zelf veranderen, en dat gebeurt alleen als ze, in plaats van op hun zorgen, zich op Jezus gaan focussen! Paulus was vol blijdschap, alleen al vanwege het feit dat hij Timotheüs in zijn tranen kon helpen. Maar hoe de reactie van Timotheüs zou zijn, dát moest hij nog maar afwachten. Dat hing er van af of hij de focus van Timotheüs’ aandacht op Jezus zou kunnen vestigen, in plaats van op zijn verdriet. Want pastorale hulp heeft niet als hoofddoel om de omstandigheden van de mensen te veranderen. Dat zal in veel gevallen onmogelijk zijn, zoals bijvoorbeeld in sterfgevallen, of tijdens geloofsvervolgingen. Dan zullen de mensen in hun strijd genoegen moeten nemen met: “Mijn genade is u genoeg” (2 Kor. 12:9). Gelukkig ontstaan nieuwe hoop en levenskracht niet door verandering van onze situatie, maar door vernieuwing van denken (Rom. 12:2). Want onze gemoedstoestand is een bijproduct van waar we onze gedachten op richten! Mensen hoeven niet eens door grote moeilijkheden te gaan om depri te worden; dat worden ze al door negatieve veronderstellingen. Maar zodra ze hun gedachten richten op Jezus en ze een beslissing nemen om Hem groot te maken, zal hun ziel daar meteen op reageren. Luister maar naar het dialoog van de Korachieten met hun eigen ziel: “Hieraan wil ik denken en mijn ziel in mij uitstorten: hoe ik optrok in de dichte drom, voor hen uit schreed naar Gods huis, bij jubelklank en lofgezang – een feestvierende gemeente. Wat buigt gij u neder in mij, en zijt gij onrustig in mij? Hoop op God, want ik zal Hem nog loven”(Psalm 42:5-6).

Om verdriet te verwerken, moet je in de eerste plaats ‘leren’ – de Psalm is immers een leerdicht – om je ogen te richten op de vreugde die er te beleven valt in een ontmoeting met God, zodat je Hem weer gaat zien, ondanks je moeilijkheden. En dan beleef je dat Hij er nog steeds is! Ja, Hij is er altijd geweest (Mat. 28:20)! Zodra iemand zijn gedachten op de Heer richt, en op één lijn brengt met Gods Woord, komt de ziel mee! En, laten we eerlijk zijn, we hebben veel meer reden tot dankbaarheid dan om ons een slachtoffer te voelen van allerlei tegenslagen.

Geloven is altijd reden tot blijdschap, hoe zwaar de strijd ook is

Henk de Cock

Paulus was de juiste persoon om Timotheüs te helpen in zijn verdriet. Want hij was zelf iemand die zich nooit van zijn blijdschap had laten beroven door allerlei beproevingen, zoals: vervolging, nijd, twist, gevangenschap, schipbreuk, steniging, onrecht, ontrouw, en ga zo maar door. Hij had besloten om zich altijd, onder alle omstandigheden, te verblijden. Want hij was er zeker van dat hij in geen enkel opzicht beschaamd zou staan en dat Jezus grootgemaakt zou worden, hetzij door zijn leven, hetzij door zijn dood (Fil. 1:13-20). Het is daarom van groot belang om acht te slaan hoe hij, vanuit zijn persoonlijke ervaringen, Timotheüs op een efficiënte manier kon helpen in zijn verdriet. Toen Paulus op de hoogte kwam van Timotheüs’ tranen, was dat voor hem een reden tot blijdschap, vanwege de unieke gelegenheid om deze jonge dienaar van de Heer op een paar essentiële geestelijke principes te wijzen. Hoewel de relatie van een geestelijke vader met zijn ‘waar kind in het geloof’ (1 Tim. 1:2) zeker een delicate kwestie is, die bij Paulus ook erg gevoelig heeft moeten liggen, heeft hij hem geen enkele hoop gegeven op vermindering van moeilijkheden. Wel heeft hij hem drie duidelijk richtlijnen gegeven over de gesteldheid van zijn hart, die noodzakelijk zijn om tegenslagen en verdriet te kunnen verwerken, zoals het een kind van God betaamt:

  1. Ongeveinsd geloof uitoefenen;
  2. De gave Gods in je aanwakkeren;
  3. Klaar staan om te lijden ten behoeve van het evangelie.

In de eerste plaats, herinnerde hij Timotheüs eraan dat hij van kinds af aan van zijn grootmoeder en moeder geleerd had om te wandelen in ongeveinsd (= eerlijk, oprecht, onvervalst) geloof (2 Tim. 1:5). Dat is een geloof dat niet uit de werkelijkheid wegvlucht, om zijn toevlucht te zoeken in allerlei vruchteloze mystieke belevenissen. Geloof is een schild waarmee we alle (!!!) brandende pijlen van de boze kunnen uitdoven (Efez. 6:16). Ongeveinsd geloof heeft niets te maken met veelbelovende voorspellingen, die ons voorhouden dat het ooit beter zal worden en dat Satan zal stoppen met het afvuren van zijn giftige pijlen. Het tegendeel is waar! Hoe meer we geestelijk groeien, hoe meer brandende pijlen er op ons af zullen vliegen!

Noch moeten we aan de mensen de indruk geven dat het de plicht is van pastorale werkers om hun hele leven lang als schild voor anderen te functioneren. Pastoraat is alleen goed om mensen door een crisis heen te helpen! We weten allemaal dat het eerste wat moet gebeuren, nadat een kind ter wereld is gebracht, het doorknippen van de navelstreng is, zodat het een zelfstandig leven kan ontwikkelen. Pas daarna kunnen ouders starten met voeden en opvoeden. Bij geestelijke vaders en moeders functioneert het precies zo! Ze kunnen hun ‘waar kind in het geloof’ niet beschermen tegen de aanvallen van Satan, door middel van ‘navelstreng-pastoraat’. Wie dat probeert, beoogt geen bevrijding, maar is op zoek naar volgelingen om te coachen. Dan gebeurt hetzelfde als met de baby, zolang hij met de navelstring aan zijn moeder verbonden is: zijn longen blijven dichtzitten. Een indringerig, manipulerend en langdurig pastoraat belet de mensen om zelf de heilige Geest in te ademen. Goed pastoraat zorgt er echter voor dat mensen bekwaam worden voor de geestelijke strijd door zelf de ‘wapenrusting Gods’ aan te doen. En God geeft ons niet Zijn wapenen, om Zich daarna terug te trekken. Het zijn de wapenen waarmee Hij Zelf, door de heilige Geest die in ons woont, ten strijde trekt tegen de tegenstanders. In onze strijd in de hemelse gewesten komt God Zelf tussenbeide met Zijn pantser: “Maar de Heer zag het en het was kwaad in zijn ogen, dat er geen recht was. Hij zag, dat er niemand was, en Hij ontzette zich, omdat niemand tussenbeide trad. Toen bracht zijn arm Hem hulp en zijn gerechtigheid ondersteunde Hem; Hij bekleedde Zich met gerechtigheid als met een pantser en de helm des heils was op zijn hoofd; Hij bekleedde Zich met wraak als met een gewaad en hulde Zich in ijver als in een mantel. Naar de daden zal Hij vergelden: grimmigheid aan zijn tegenstanders, vergelding aan zijn vijanden; aan de kustlanden zal Hij vergelding doen”(Jes. 59:15b-18).

Geloven is altijd reden tot blijdschap, hoe zwaar de strijd ook is (Jak. 1:2-4). Het is de overtuiging dat we, zolang we God liefhebben en deel uitmaken van Zijn eeuwig voornemen, altijd beter uit de strijd tevoorschijn zullen komen dan dat we er ingegaan zijn (Rom. 8:28). Het is bovenal de zekerheid dat God nooit lijden in ons leven toelaat, intenser en voor een langere periode dan strikt noodzakelijk is: “Verheugt u daarin, ook al wordt gij thans, ‘indien het moet zijn’, voor ‘korte tijd’ door allerlei verzoekingen beproefd, opdat de echtheid van uw geloof, kostbaarder dan vergankelijk goud, dat door vuur beproefd wordt, tot lof en heerlijkheid en eer blijke te zijn bij de openbaring van Jezus Christus. Hem hebt gij lief, zonder Hem gezien te hebben; in Hem gelooft gij, zonder Hem thans te zien, en gij verheugt u met een onuitsprekelijke en verheerlijkte vreugde, daar gij het einddoel des geloofs bereikt, dat is de zaligheid der zielen” (1 Petr. 1:6-9).

Al we God toebehoren, staan de verdrukkingen die we meemaken onder Zijn controle wat betreft: noodzaak, intensiteit en tijdsduur. Het boek Openbaring garandeert dat zelfs in de eindtijd – wanneer de aanvallen uit het rijk der duisternis groter zullen zijn dan ooit tevoren – de verdrukkingen profetisch vastliggen, zowel wat betreft de manier waarop ze zullen plaatsvinden als de tijdsduur. Bijvoorbeeld: In Smyrna zou er een verdrukking komen van 10 dagen (2:10); de pijniging door machten vanuit de put des afgronds, tijdens de vijfde bazuin, zal 5 maanden duren (9:5); het voorhof van Gods tempel en de stad er omheen zullen vertreden worden gedurende 42 maanden (11:2); het martelaarschap van de twee getuigen duurt 3½ dag (11:9- 11); de gemeente zal zich 1260 dagen in de woestijn verschuilen (12:6); het beest dat opkomt uit de zee krijgt macht voor 42 maanden (13:5); Satan wordt losgelaten voor ‘korte tijd’, omdat het ‘noodzakelijk’ is (20:3b). Als God geen soevereine controle zou uitoefenen over de geschiedenis, zouden deze tijdsaanduidingen onmogelijk zijn, zelfs in de gevallen waar deze getallen een symbolische waarde hebben!

Vervolgens wees Paulus Timotheüs erop dat we, als christenen, niet moeten focussen op onze moeilijkheden maar op de gave Gods die in ons is: “Om die reden herinner ik u eraan, de gave Gods aan te wakkeren, die door mijn handoplegging in u is” (2 Tim. 1:6). Een apostolische handoplegging beoogt geen oplossing van de moeilijkheden, maar de groei tot de mannelijke rijpheid en de maat van de wasdom der volheid van Christus (Efez. 4:11-13). Bovendien hadden de gezamenlijke oudsten al voor Timotheüs gebeden, met handoplegging. En de profetie die daarbij werd uitgesproken, had niets te maken met verlichting van de strijd, maar met de bevestiging van de gave Gods die in hem was (1 Tim. 4:14).

Timotheüs had ook naar voren kunnen komen voor gebed en handoplegging voor zijn gedurige ongesteldheden (1 Tim. 5:23). Ondanks dat Paulus zich ook daarover ongerust maakte, raadde hij hem alleen aan om een beetje meer wijn en wat minder water te drinken (omdat water in die tijd altijd besmet was). Even daarvoor had hij Timotheüs al geschreven dat we niemand overijld de handen moeten opleggen, om geen deel te hebben aan zijn zonden. “Houd je rein!”, zei hij tegen Timotheüs in dit verband (1 Tim. 5:22)! Want als er in de gemeente steeds maar zieken en zwakken naar voren komen voor gebed, en we ze overijld de handen opleggen, zonder dat ze van plan zijn om de Heer te dienen, krijgen we een gemeente van het type ‘Sardes’. Allemaal gemeenteleden die zich alleen maar beter willen voelen, maar geen vinger uitsteken voor de opbouw van Gods Koninkrijk: “Ik weet uw werken, dat gij de naam hebt dat gij leeft, maar gij zijt dood. Wees wakker en versterk het overige, dat dreigde te sterven, want Ik heb geen van uw werken vol bevonden voor mijn God” (Openb. 3:1b-2). Eindelijk was er een jongeman naar voren gekomen om gebed te vragen. Niet voor zijn vele ongesteldheden, maar vanuit zijn diepe verlangen om de Heer te dienen, ondanks zijn kwalen en het feit dat hij geringgeschat werd vanwege zijn jeugdige leeftijd (1 Tim. 4:12). En wat dan met zijn vele ongesteldheden? “Drink maar een beetje meer wijn”, zei Paulus! Dat zou voor velen vandaag, vanuit charismatisch oogpunt, betekenen dat Timotheüs werd afgescheept met een zeer onbevredigend en ontoereikend antwoord, en dat nog wel uit de mond van een apostel!

Maar bij Timotheüs ging het niet om een gedeeltelijk herstel, maar om volledige gezondmaking, om een bruikbaar instrument te zijn voor de dienst des Heren. Mensen zijn vaak te vergelijken met de Joden op het Loofhuttenfeest, die zich verwonderden dat Jezus Zijn werken op de sabbat verrichtte (Joh. 7:21). Jezus’ antwoord was, dat een Jood wel op de sabbat besneden kan worden. Maar de besnijdenis is niets, vergeleken met het gezond maken van de ‘gehele mens’ (Joh. 7:23).

Wie zich afvraagt waarom er niet gebeden werd door Paulus voor de ongesteldheden van Timotheüs, en dat hij het maar moest doen met een beetje meer wijn, kan zich met veel grotere vreugde verblijden in zijn gezondmaking in de volledige zin. Want het is een veel groter charismatisch wonder dat iemand, ondanks zijn lichamelijke beperkingen, de Heer dient, dan al die mensen die genezen worden en toch gewoon maar kerkgangers blijven, in plaats dat ze hun leven geven voor de dienst in Gods Koninkrijk. Heer, geef ons meer van deze apostolische handopleggingen!

De handoplegging, het gebed en de profetie voor de bevestiging van een gave van God was, in geval van Timotheüs, geen overijld handelen. Want, hoewel hij een Griekse vader had, stond Timotheüs al goed bekend bij de broeders van Lystra en Ikonium (Hand. 16:1-3). Het zou erg onbezonnen zijn geweest om voor hem te bidden voor een gave van de Geest, met handoplegging en profetie, als het gegaan zou zijn om iemand die nooit bewezen had dat zijn verlangen om de Heer te dienen groter was dan zijn persoonlijke moeilijkheden.

Verder lezen? Lees hier deel II van het artikel


Laatste berichten: